ZORG ID – Energiebooster voor jouw organisatie!

Organisatie-energie

Hoe krijgen sommige organisaties het voor elkaar om op consistente basis uitmuntend te presteren met hoog gemotiveerd personeel en een goede werksfeer? Eenvoudigweg door energieverspilling in de organisatie tot een minimum te beperken. De aanwezige energie in de organisatie wordt nuttig besteed en draagt bij aan het realiseren van doelen. Een deel van de aanwezige energie lekt ook weg en is als nutteloos te bestempelen omdat het niet bijdraagt aan doelrealisatie. Het fungeert als een rem en beperkt het organisatietempo.

Voorbeelden van energieverspilling:

  • Wantrouwen aan de top
  • Niet samenwerkende eilandjes binnen de organisatie
  • Bezig zijn met overdadige bureaucratie
  • Verantwoordelijkheden doorschuiven; elkaar de schuld geven in plaats van samen te werken
  • Focus op korte termijn resultaten, lange termijn visie ontbreekt
  • Geen duidelijke actieplanning
  • ….

Bijkomend gaat dit energieverlies gepaard met negatieve effecten op het engagement (bevlogenheid) van medewerkers wat weer negatieve effecten heeft op organisatieprestaties. Een vicieuze cirkel dus, waar lastig uit te komen is zonder extra handvatten.

Wanneer het lukt om het energieverlies te beperken, verandert het in energiepotentieel. Een potentieel dat nuttig kan worden ingezet en positief gaat bijdragen aan engagement en prestaties.

Benieuwd naar jouw energielabel?!

Hoeveel energie lekt er weg uit jouw organisatie? Om welke domeinen gaat het specifiek en op welke manier kan je energieverspilling ombuigen naar energie met positieve impact?

Vaak ontbreekt het zicht op deze weglekkende energie en wordt de impact hiervan onderschat. Door eerst het energieverlies van uw organisatie goed en specifiek in kaart te brengen kan het energielek gericht gedicht worden. Meten is weten!

Zorg ID kan u ondersteunen bij het uitvoeren van een energiescan. Zorg ID heeft een model ontwikkeld die u inzicht geeft in het energiepeil van zes belangrijke bouwstenen van uw organisatie: leiderschap, strategie, actieplanning, structuur, cultuur en medewerkers. Deze bouwstenen vergelijken we met batterijen. Net zoals een batterij stroom levert voor een apparaat, voorzien deze bouwstenen uw organisatie van energie.

De scan maakt zichtbaar welke batterij lekt en wat de impact is van deze lekkende batterij op uw organisatie. Elke batterij wordt vervolgens voorzien van een energiescore. De som van alle scores bepaalt het energielabel van uw organisatie met een overzicht van energieopladers en energieverspillers.

Resultaat?!

De impact van de energiescan is groot!

De energiescan levert een globaal zicht op het functioneren van uw organisatie. De scan brengt de domeinen in kaart die de organisatie energie opleveren en bijdragen tot de realisatie van doelen. Kansen worden zichtbaar gemaakt!

De energiescan geeft een overzicht weer van de bronnen van energieverlies. De scan helpt “lekken” te dichten. Verbetermogelijkheden worden in kaart gebracht. Energieverlies wordt omgezet in energiepotentieel!

De energiescan legt de focus op menselijk kapitaal. Wanneer de remmende werking van energieverspilling is weggenomen, ontstaat ruimte voor initiatief, verantwoordelijkheid, motivatie, samenwerking… Medewerkers worden opnieuw geïnspireerd en uitgedaagd. Het zorgt voor een succesvolle aanpak van veranderingstrajecten.

Kortom, de energiescan draagt bij tot een positief effect op de bedrijfsresultaten!

Contacteer ons voor meer informatie!

Het ABC van bestuurlijke transparantie en financiële weerbaarheid

Het nieuwe decretale kader betreffende wonen, zorgen en sociale bescherming geeft de zorgvrager een transparanter zicht op het aanbod van zorg(mogelijkheden). De wetgever sloopt de muren tussen de verschillende vormen van ouderenzorg nog niet maar zet toch enkele poorten open met als doel zorgverlening op maat van de cliënt.

Marktverstoring

Voorlopig is er geen grote wijziging van de wijze waarop men de zorgverlening financiert met uitzondering van enkele kleine nuances. Het zorgticket waarmee de zorgvrager zich aandient bij het woonzorgcentrum is nog steeds de forfaitaire tegemoetkoming voor de zorgondersteuning  van de ADL (Activiteiten van het Dagelijks Leven) zoals dat vroeger ook al het geval was. De KATZ-evaluatieschaal is momenteel nog de graadmeter om de zorgbehoevendheid van de zorgvrager te bepalen waarbij de waarde van het zorgticket nog steeds wordt bepaald door de personeelsnormen per type bewoner (KATZ-profiel). De voorzieningen met een hoog aandeel van woongelegenheden met een bijzonder erkenning (RVT) blijven inzake gefinancierde personeelsnormen sterk bevoordeeld ten opzichte van de meer recent erkende woonzorgcentra.

Als de overheid werk wil maken van een interne markt voor ouderenzorg kan dit enkel als en wanneer men de financiering binnen de woonzorgcentra op gelijke voet zet. De controle over en het matigen van de groeivoet van de gebruikersvergoeding (dagprijs) kan ook pas objectief verlopen als de middelen om ZORG te financieren (lees: zorgticket) op billijke wijze tussen de woonzorgcentra worden verdeeld. Op 1 maart 2019 besliste de Vlaamse Regering alvast nieuwe planningsvergunningen toe te kennen aan woonzorgcentra met geen of een beperkt aantal woongelegenheden met een bijzondere erkenning.

Het lijkt erop dat de overheid de component ZORG buiten de grenzen van de gebruikersvergoeding zal houden (gelet op het verhogen van de normen voor zorgpersoneel tot 113,5%) en dus blijven de componenten WONEN, LEVEN en BELEID te vergoeden door de gebruiker.

Het is onder andere vanuit dat oogpunt dat deze componenten ook in het boekhoudkundige en budgettaire leven van toepassing zullen zijn. Het zal in de toekomst zaak zijn om als organisatie financiële weerbaarheid aan te tonen, zowel op het gebied van ZORG, WONEN, LEVEN als BELEID. Deze domeinen zullen bepalend zullen zijn voor de hoogte van de gebruikersvergoeding en dus uw competitiviteit als aanbieder in de interne markt voor ouderenzorg.

Stemmen met de voeten

Koppel hieraan de accreditatie van woonzorgcentra als objectief en onafhankelijk kwaliteitslabel en de zorgvrager kan in alle transparantie een prijs-kwaliteitsafweging maken… eindelijk.

Vermoedelijk zal de grote trendbreuk in de financiering er komen bij het uitwuiven van KATZ en het invoeren van BelRAI als evaluatie-instrument. Het benodigde zorgpakket zal fijner gedefinieerd worden om alzo een financieel rugzakje op maat van de zorgvrager samen te stellen. Met een meer diverse, transparante financiering en dus ook dagprijsbepaling zal men over de muren van de residentiële en thuiszorg heen (economisch) kunnen vergelijken. Dit alles zal ervoor zorgen dat de zorgvrager thuiszorg en residentiële zorg meer dan ooit op een objectieve manier met elkaar zal kunnen vergelijken.

Zorg ID kan u ondersteunen in uw financiële en operationele weerbaarheid. De zorgkost als belangrijkste component in het performantie en kwaliteitsvraagstuk wordt geëvalueerd op basis van een uniek systeem van zorgpunten, op maat te parameteriseren, mede met het oog op BelRAI. Hierbij worden werkvolume en personeelsinzet in balans gebracht.

Daarnaast heeft Zorg ID een unieke boordtabel ontwikkelt die uw boekhoudkundige cijfers onderbrengt in de componenten ZORG, WONEN, LEVEN en BELEID zodat u klaar bent om in te spelen op de aankomende regels inzake financiële weerbaarheid en dagprijsbeleid. Het biedt u ook een unieke kans om u als woonzorgcentrum te vergelijken met andere woonzorgcentra. Zo krijgt u bv. per KATZ-profiel helder in beeld welke kosten er gemaakt worden maar ook wat de opbrengsten zijn die hier tegenover staan, en dit uitgesplitst over de vier componenten. Uiteraard zal bij de invoering van BelRAI diezelfde evaluatie op niveau van individuele zorgvrager kunnen gebeuren.

Enkel op deze manier zal u in de toekomst weloverwogen beslissingen in de interne markt voor ouderenzorg kunnen nemen.

Drie actiepunten van de conceptnota over de toekomst van de residentiële ouderenzorg

  • Dagprijsprijsreglementering optimaliseren
De evolutie van de dagprijzen wordt opgevolgd en de huidige dagprijsreglementering wordt geëvalueerd. In overleg met de sector wordt de haalbaarheid van een dagprijsgarantie onderzocht. Deze kan aan de kandidaat bewoner de zekerheid geven dat de aangerekende dagprijs onveranderd blijft. De periode van deze prijsstabiliteit en de voorwaarden voor een mogelijke dagprijsaanpassing worden met de sector overeengekomen.
  • Bestuurlijke transparantie en financiële weerbaarheid
Garanties en maatregelen op vlak van bestuur en financiële weerbaarheid worden met de sector afgesproken.
Ook wordt een transparante, sectorspecifieke boekhouding ingevoerd met een leesbaar onderscheid tussen woon-, leef- en zorgkost. Dit alles met het oog op een transparante regeling voor de persoonlijke bijdrage van de cliënt.
  • Van instellingsfinanciering naar persoonsvolgende financiering
De persoonsvolgende financiering wordt stapsgewijze in de residentiële ouderenzorg ingevoerd. Voor de inhoudelijke en technische uitvoering ervan wordt verwezen naar het decreet Vlaamse sociale bescherming.
Het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden (tegemoetkoming zorgverzekering) en het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood (tegemoetkoming hulp aan bejaarden) zijn de instrumenten bij uitstek voor de betaalbaarheid van de residentiële ouderenzorg.

 

Naar een transparant beheer van een woonzorgcentrum in één dag.

Maak kennis met vijf essentiële domeinen van een woonzorgcentrum. Vijf deskundigen gidsen u telkens gedurende één uur doorheen hun expertisedomein en focussen zich op de essentie.  

Tot binnenkort!

 

Uitnodiging

Feestdagen

In de gezondheidszorg staan (zorg)medewerkers 24/24 en 7/7 klaar om de nodige zorgen te verlenen aan zij die het nodig hebben. Hoewel het in principe verboden is om te werken op feestdagen, is het in de gezondheidszorg logischerwijs toegestaan om ook op deze dagen dienstverlening te voorzien. In België zijn er tien dagen die officieel het karakter hebben van een feestdag.
  • 1 januari
  • Paasmaandag
  • 1 mei
  • Hemelvaart
  • Pinkstermaandag
  • 21 juli
  • Maria-Hemelvaart (15 augustus)
  • Allerheiligen (1 november)
  • 11 november
  • Kerstmis (25 december)

De extra-legale feestdagen (zoals bijvoorbeeld 11 juli) kan men toevoegen op zowel sectoraal niveau als op organisatieniveau doch vallen niet onder de toepassingswet van de wettelijke feestdagen (zijnde de wet van 4 januari 1974).

In de feestdagenwetgeving hanteert men de astronomische dag, dewelke loopt van 00.00 u. tot 24.00 u. als referentiepunt. Voor de medewerkers die nachtdienst werken op een feestdag, kan het dus voorkomen dat men deels uren presteert tijdens een feestdag en deels tijdens een gewone dag. Voor het exact bepalen van het aantal uren dat men heeft gepresteerd op een welbepaalde feestdag, dient men dus de astronomische dag in aanmerking te nemen.

Om de tien feestdagen te garanderen, stelt de wet dat indien een feestdag samenvalt met een zondag of een gewone inactiviteitsdag in de organisatie, deze moet vervangen worden. Indien de prestaties van de werknemer verdeeld zijn over vijf dagen per week, dan is de zaterdag meestal de gewone inactiviteitsdag in de organisatie. In dit geval moeten de feestdagen die dus op een zaterdag vallen, ook vervangen worden door een dag waarop de werknemer normaal prestaties zou leveren. Indien de prestaties worden gespreid over zes dagen per week, moeten enkel de feestdagen die samenvallen met een zondag worden vervangen.

Tip: in een organisatie waar men continue dienstverlening voorziet, is het soms eenvoudiger om overeen te komen dat de werknemer de keuze van de vervangingsdag zelf bepaalt, net zoals een dag jaarlijkse vakantie.

De werkgever is verplicht om de vervangingsdagen van de feestdagen aan te kondigen vóór 15 december van het jaar voorafgaand aan de feestdagen.
 Recuperatie

Wie de medewerkers wil laten werken op een feestdag, dient betaalde inhaalrust te voorzien. Gezien de complexiteit van de feestdagenwetgeving is het niet aan te raden te werken met een “pot” feestdagenuren zoals men soms in de zorgsector hanteert. Deze berekening kan namelijk in strijd zijn met de wettelijke bepalingen.

Om aanspraak te kunnen maken op inhaalrust is het vereist dat men ook effectief heeft gewerkt. Indien een medewerker ziek valt op een feestdag waarop hij/zij normaliter had moeten werken, vervalt het recht op inhaalrust.

Het aantal uren inhaalrust waarop een medewerker recht heeft, hangt af van de jobtime (voltijds of deeltijds) en het aantal uren dat men effectief heeft gepresteerd op een feestdag. Bij een voltijdse medewerker is het aantal uren inhaalrust bovendien ook afhankelijk van het aantal uren dat men normaliter presteert op de dag van de inhaalrust.

Voltijdse medewerker

  •  Voor voltijdse medewerkers bedraagt de duur van de inhaalrust een volle dag indien de arbeid langer dan vier uren heeft geduurd.
  • Wanneer de voltijdse medewerker niet langer dan 4 uren heeft gewerkt, geniet men van een halve dag inhaalrust. Deze rust moet worden toegekend vóór of na 13 uur en op die dag mag men niet langer dan vijf uur arbeid verrichten.
  • De effectieve inhaalrust bij een voltijdse medewerker kan gelijk zijn aan het aantal gepresteerde uren doch kan tevens hoger of lager zijn dan het aantal gepresteerde uren. De inhaalrust hangt namelijk tevens af van het aantal uren dat men normaliter presteert op de dag dat men inhaalrust plant. Indien een voltijdse medewerker bijvoorbeeld 6 uur werkt op een feestdag heeft hij/zij normaliter recht op 8 uur inhaalrust. Indien deze medewerker de inhaalrust echter plant op een dag waarop hij/zij in het rooster slechts 6 uur werkt, krijgt hij/zij slechts 6 uur inhaalrust. Indien een voltijdse medewerker in de vaste nachtequipe bijvoorbeeld 10 uur werkt op een feestdag, bedraagt de inhaalrust een volledige dag, met name 10 uur.
Deeltijdse medewerker
  • Voor de deeltijdse medewerkers moet de duur van de inhaalrust overeenstemmen met de werkelijke duur van zijn prestatie ongeacht of men in een vast of variabel rooster werkt. Indien een deeltijdse medewerker in de nachtdienst bijvoorbeeld 3 uren presteert op een feestdag, heeft hij/zij recht op 3 uren inhaalrust.
De termijn voor de toekenning van de inhaalrust bedraagt 6 weken. Wanneer een medewerker ziek valt na de gewerkte feestdag en de inhaalrust voor de feestdag op correcte wijze binnen de 6 weken in het rooster werd gepland, dient er geen andere inhaalrust te worden toegekend indien deze medewerker nog steeds ziek is op de geplande inhaalrust. Indien er in het rooster nog geen inhaalrust was voorzien, kan de termijn voor inhaalrust verlengd worden tot maximaal 6 weken na het einde van de schorsing.
Opgelet
Werknemers jonger dan 18 jaar mogen op feestdagen alleen tewerkgesteld worden:
  • bij een (dreigend) ongeval;
  • bij dringende arbeid aan machines en materieel;
  • bij arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist.
 In principe kan men jobstudenten jonger dan 18 jaar dus niet inroosteren op een feestdag. Uitzonderingen bestaan enkel voor bijvoorbeeld sportmanifestaties, acteurs en in bepaalde periode in kapsalons en toeristische centra.

Terug naar de essentie

Op de vraag ‘Hoe gaat het?’ krijg je als leidinggevende vaak het antwoord ‘Druk, druk, druk’…

Werkgevers laden de rugzak van de zorgverleners elke dag vol met ballast. Met doelstellingen, opdrachten, verbetertrajecten en vooruitzichten. Altijd maar meer en beter. Maar op sommige momenten is het belangrijk om als leidinggevende stil te staan bij de grenzen van de zorgverleners. Dat we niet kunnen blijven almaar meer vragen, eisen, verlangen van onze zorgverleners. De momenten om te recupereren zijn schaars. En dan knapt de elastiek. Mensen zijn langdurig afwezig, burn-out of melden zich frequenter ziek voor een korte periode omdat ze het niet meer aankunnen. We zijn allemaal mensen, met slechts 1 batterij, waar we het mee moeten doen en die we niet keer op keer kunnen opladen. Dus, kunnen we ons maar beter niet druk maken om kleinigheden maar zoeken we beter samen naar manieren om de druk en de stress op een gezonde manier te beheren en ons te focussen op de essentie… 

Het uitgangspunt voor verandering en innovatie is dat er ruimte en tijd wordt gemaakt om te luisteren, zich te focussen op de essentie en een idee daadwerkelijk te testen. De essentie in de zorg is nog steeds kwaliteitsvolle zorg leveren door de juiste mensen op de juiste plaats en het juiste moment in te zetten rekening houdend met het werkvolume, het financiële kader en de belangen van de zorgverleners.

Bij het streven naar een maximale positieve beleving vertrekt men idealiter vanuit een ontevredenheid met de huidige personeelsplanning plus de droom van hoe geweldig het zou kunnen zijn om de droom te verwezenlijken. Vanuit deze gedachte gelooft Zorg ID sterk in een voorafgaande analyse. Een grondige analyse is een belangrijke stap op weg naar verbetering. Objectiveren zorgt ervoor dat gevoelens tastbaar én meetbaar worden. Want alleen zo kan een organisatie er echt mee aan de slag.

De (Quick)Scan personeelsplanning omvat zowel een analyse van het werkvolume, personeelskader als roosterbeleid. Het is tevens mogelijk de drie verschillende analyses afzonderlijk uit te voeren.

Het nauwkeurig analyseren van het werkvolume is een eerste stap om ervoor te zorgen dat het juiste personeel op de juiste plaats en het juiste moment wordt ingezet. Gezien de bewonerspopulatie één van de meest kritische factoren is die het werkvolume beïnvloeden, inventariseert Zorg ID het werkvolume zorg aan de hand van de sub-scores van de Katz-schaal.

Als men echter een volledig beeld wenst van de personeelsplanning, dient men tevens het personeelskader en het roosterbeleid correct te analyseren.

Een analyse van het personeelskader geeft een antwoord op vier cruciale vragen die mee de personeelsplanning beïnvloeden:

  • Hoeveel bedraagt het percentage voltijdse, deeltijdse en halftijdse medewerkers?
  • Hoeveel medewerkers zijn er?
  • Welke kwalificaties hebben de medewerkers?
  • Hoeveel bedraagt de bruto/netto factor?
Een analyse van het roosterbeleid geeft ons tenslotte inzicht in de manier waarop men met het personeelskader omgaat.
  • Hoeveel weekends dient elke medewerker te werken op jaarbasis?
  • Hoeveel uur en medewerkers roostert men in tijdens de dag en nacht?
  • Hoeveel en welk soort shiften past men toe?
  • Hoe is de verlofspreiding geregeld?

Deze analyse geeft ons tevens een antwoord op de vraag of men het juiste personeel toewijst aan de juiste entiteit én of men het juiste personeel inzet op het juiste moment. Tenslotte geeft deze analyse ons ook een antwoord op de vraag of de planning en het roosterbeleid in overeenstemming is met het personeelskader .

Voor elk van bovenstaande factoren vergelijkt Zorg ID waar mogelijk met andere voorzieningen en gaan we na waar optimalisatie mogelijk is.

Gezien zowel het werkvolume als het personeelskader onderhevig zijn aan fluctuaties is een periodieke opvolging noodzakelijk. Wijzigingen in het werkvolume of personeelskader kunnen leiden tot een onevenwicht in de personeelsplanning of zorgorganisatie met alle gevolgen van dien: verhoogd kortdurend ziekteverzuim, gevoel van verhoogde werkdruk, presteren van overuren etc.

Om het werkvolume verder op te volgen stelt Zorg ID de Zorgbarometer voor. Een eenvoudige tool waarmee u als zorgorganisatie het werkvolume in kaart kan brengen en simuleren. Het zorgt ervoor dat u op elk moment het juiste personeel op het juiste moment en de juiste plaats kan inzetten. Bovendien geeft deze tool u ook duidelijk aan in welke mate het werkvolume stijgt of daalt zodat u waar en wanneer nodig de zorgorganisatie, de personeelsplanning of het personeelskader kan aanpassen.

Om het personeelskader op te volgen stelt Zorg ID de Personeelsbarometer voor. Wederom een eenvoudige tool waarmee u als zorgorganisatie het personeelskader kan opvolgen en simuleren. Deze tool zorgt ervoor dat u als organisatie begrijpt wat maakt dat de vooropgestelde planning en dus tevens kwaliteitsvolle zorg in het gedrang komt of dat er ruimte is om de zorgorganisatie naar een hoger niveau te tillen.

Meer weten?
Contacteer ons vandaag nog via info@zorg-id.be of via 0477/31 17 04.

 

Efficiënt werkgroepen organiseren

Hoewel betrokkenheid en communicatie cruciaal zijn om veranderingen door te voeren, bepaalt de manier waarop men de betrokkenheid creëert vaak het resultaat van de gewenste verandering. Een werkgroep waarbij men onvoldoende heeft nagedacht over de bestaansreden en het doel, is net zo schadelijk als het niet betrekken van uw medewerkers.

Beschouw een werkgroep als een project

Maar al te vaak neemt één spreker (vaak de verantwoordelijke) het woord en luisteren de overige aanwezigen in stilte. Na afloop vragen de deelnemers of deze uren toch zeker gerecupereerd kunnen worden. Alsof het presteren van overuren nog de enige motivatie is wat maakt dat men aanwezig is.

Bij het organiseren van een (nieuwe) werkgroep dient men zich steeds af te vragen:

  • Wat maakt dat deze werkgroep noodzakelijk is?
  • Wie is idealiter betrokken bij deze werkgroep?
  • Waar zal men deze werkgroep organiseren?
  • Wanneer en hoe vaak zal men deze werkgroep organiseren?
  • Wat is de beste werkvorm voor deze werkgroep?

De meest essentiële vraag is in welke mate het organiseren van een werkgroep noodzakelijk is. Van de deelnemers verwacht men namelijk een inspanning op het vlak van tijdsbesteding, voorbereiding, verplaatsing… Onnodige werkgroepen werken demotiverend en soms zelfs frustrerend.
Eenmaal dit duidelijk is, is het belangrijk om dit niet enkel te communiceren naar de leidinggevenden maar ook naar de medewerkers, gebruikers en andere betrokken actoren. Elk van hen hoort te weten waar de organisatie aan werkt en met welk doel. Want finaal zullen zij degene zijn die de veranderingen ook effectief zullen moeten doorvoeren.

“Most people do not listen with the intent to  understand; they listen with the intent to reply.”

Voor het slagen van werkgroepen en veranderingstrajecten is actief luisteren essentieel. Het stellen van de juiste vragen helpt inzicht krijgen in hoe de deelnemers denken over bepaalde aspecten. Bovendien helpt het jou beter om te gaan met eventuele weerstand. De LSD (luisteren – samenvatten – doorvragen)-techniek kan daarbij helpen.

Actief luisteren betekent tevens dat men de deelnemers eraan herinnert dat het gebruik van een gsm of telefoon de vergadercultuur niet ten goede komt. Als organisatie kan je de keuze maken om streng op te treden doch leuker is om dit positief aan te pakken met humor. Het doel blijft echter wel het vermijden dat medewerkers op hun gsm tokkelen tijdens de werkgroep.

Impact op de netto factor

Het invoeren van werkgroepen heeft een grotere impact op de netto factor dan men vaak denkt. Een organisatie met bijvoorbeeld 4 afdelingen, wenst te starten met een werkgroep wondzorg. Elke afdeling vaardigt twee verpleegkundigen af. Ook de vier hoofdverpleegkundigen, de kwaliteitscoördinator en de directeur zijn aanwezig. In totaal zijn er dus 14 personen betrokken. Het idee is om elke twee maanden gedurende twee uur samen te komen met als doel te komen tot een wondzorgprotocol in de organisatie. Tijdens de zomervakantie plant men geen werkgroep. Dit komt neer op 5 bijeenkomsten per jaar. In totaal betekent dit een investering van 140 uur per jaar. Als organisatie is het dus verantwoord en niet meer dan normaal om een return on investment (ROI) te verwachten.

Wanneer deze uren bovendien niet gebudgetteerd zijn en deze bovenop het uurrooster worden gepresteerd (zijnde buiten de gepresteerde shiften), dan zal het aantal overuren stijgen. Het berekenen van de impact op de netto factor is dus essentieel alvorens te starten met een werkgroep. De vraag die men zich vervolgens dient te stellen is of men hier budget en tijd voor heeft.

Tien tips voor een efficiënte en leuke werkgroep

  1. Zorg voor vrolijke kleuren in de ruimte waar de werkgroep doorgaat.
  2. Voorzie de muren van leuke inspirerende quotes.
  3. Start de werkgroep met een positieve ervaring.
  4. Schakel gsm’s en telefoontoestellen steeds uit.
  5. Splits een grote werkgroep op in kleinere groepen om dingen uit te werken.
  6. Zorg dat er steeds een agenda en verslag is.
  7. Durf mensen uit de werkgroep verwijderen indien zij onvoldoende actief deelnemen.
  8. Rooster een werkgroep steeds bovenop het aantal noodzakelijke zorguren in.
  9. Budgetteer het aantal uren werkgroepen en ga na welke impact dit heeft op uw netto factor.
  10. Sta recht of wandel in plaats van neer te zitten.

 

Meer weten?

  • Wenst u advies omtrent de organisatie van uw werkgroepen/teamvergaderingen of vergaderingen?
  • Wenst u te weten welke impact dit heeft op uw netto factor?
  • Wenst u te weten hoe u zich positioneert ten aanzien van andere organisaties wat betreft het aantal uren u investeert in werkgroepen?

Neem dan vandaag nog contact op met Zorg ID. Wij helpen jou graag verder naar een succesvolle werkgroep!

 

Dear stress, let’s break up!

Hoewel werkdruk voor een deel subjectief is, bestaan er instrumenten en hulpmiddelen om te werken aan een stressvrije zone.

De eerste fase om te komen tot een stressvrije zone is die van bewustwording. Velen lopen dagelijks de benen van onder hun lijf en komen op het einde van de werkdag tot het besef dat ze er eigenlijk niet toe gekomen zijn wat ze eigenlijk van plan waren. Toch hebben ze niet echt stil gezeten. Zich bewust worden van de huidige werkwijze en het aanzetten tot anders werken is noodzakelijk om te kunnen toetreden tot deze stressvrije zone.

In een volgende fase is het opmaken van een planning van essentieel belang. Een belangrijk hulpmiddel bij de planning is een agenda ter beschikking hebben. Papier of digitaal, maakt helemaal niet uit. Wat voor jou het makkelijkst hanteerbaar is. Neem elke week minstens 30 minuten tijd voor je werkplanning. Doe dit steeds op elke laatste werkdag van de week, dan neem je minder werk ‘mee naar huis’. Met een goede planning neem je de leiding terug over jezelf en wordt je niet langer geleid!

Enkele tips:

  • Denk na hoeveel tijd elke taak kost.
  • Denk aan je werkritme. Als je meer een ochtendmens bent, doe dan urgente en belangrijke taken in de ochtend.
  • Zorg dat je niet afgeleid geraakt.
  • Maak een to do list.
  • Maak blokken tijd vrij waarvan je besluit dat die onderbrekingsvrij moeten zijn. Zet tijdens die periodes je telefoon uit.
  • Geen telefoons meenemen naar vergaderingen.
  • Open maar 2x/dag je e-mail.
  • Doe de deur van je bureau dicht als dat kan.
  • Laat de mensen die je zouden kunnen onderbreken op een of andere manier weten dat je niet gestoord wilt worden.
  • Durf neen zeggen.

En hoe vaak gebeurt het niet dat we bezig zijn met iets en iemand je komt onderbreken? ‘Mag ik eens iets vragen?’ of ‘Excuseer, heb je 2 minuutjes?’. Van zodra die vraag wordt gesteld weet je al dat die 2 minuten eigenlijk 10 minuten zijn en eigenlijk heb je geen tijd, maar je kan toch moeilijk neen zeggen? Als leidinggevende wil je namelijk toegankelijk zijn… Een belangrijk hulpmiddel/vraag bij mogelijke onderbrekingen kan zijn ‘Moet ik hier nu aandacht aan besteden?’

Naast bewustwording, een goede planning en het bewust omgaan met onderbrekingen is ook het kunnen stellen van prioriteiten van belang. De prioriteitenmatrix van Eisenhower is hierbij een veelgebruikt schema in trainingen time-management en een handig hulpmiddel om prioriteiten te stellen. ‘Urgente zaken zijn zelden belangrijk en belangrijke zaken zijn zelden urgent’ zei Dr. Eisenhower. De matrix bestaat uit 4 kwadranten die ontstaan door twee tegenstellingen tegenover elkaar te zetten: belangrijk versus onbelangrijk en dringend versus niet dringend. Neem bij elke opdracht/taak de tijd om stil te staan bij deze matrix en op welke plaats je de taak zet. Veel mensen zijn geneigd om belangrijke zaken die in kwadrant 2 (belangrijk en niet urgent) thuishoren, uit te stellen en werken regelmatig in kwadrant 1 (belangrijk en urgent).

Succes!

 

Hoeveel personeel hebben we nodig?

Als consultant heb ik de voorbije jaren frequent de vraag gekregen van zorgorganisaties hoeveel personeel ze nodig hebben.

Hoewel ik de eerste ben die waar mogelijk tracht te objectiveren en analyseren, is het formuleren van een antwoord op deze vraag niet zo eenvoudig.

Goede huisvader 

We gaan ervan uit dat elke zorgorganisatie als een goede huisvader de best mogelijke zorgen nastreeft. Gezien de beperkte financiële middelen, is het vaak een uitdaging om dit te realiseren. Zich wentelen in zelfbeklag komt echter niemand ten goede en is dus geen optie. Met de nodige creativiteit streven zorgorganisaties dagelijks naar kwaliteitsvolle zorg rekening houdend met de behoeften van de bewoner, de belangen van de medewerkers en het vooropgestelde financiële kader.

Met de vraag ‘Hoeveel personeel hebben we nodig?’ bedoelt men feitelijk vaak ‘Kunnen we het met minder personeel?’ of ‘Hebben we meer personeel nodig?’

Gezien de personeelskost de grootste uitgavenpost vertegenwoordigt in elke zorgorganisatie, dient men bij de tweede vraag steevast eerst na te gaan of een eventuele uitbreiding van de personeelsequipe verantwoord is.

Indien een uitbreiding van de equipe geen optie is, dient men zich de vraag te stellen hoe men binnen het vooropgestelde financiële kader toch de best mogelijke zorgen kan leveren. Om elkaar te inspireren, gaat men idealiter in dialoog. Door vragen als ‘Wat maakt dat jullie dit zo doen?’ en ‘Wat maakt dat wij het anders doen?’ worden organisaties zich opnieuw bewust van nieuwe toepassingsmogelijkheden binnen het financiële kader waarover men beschikt.

Om een antwoord te kunnen formuleren op de eerste vraag, dient men steeds een grondige analyse uit te voeren van zowel het personeelskader, het roosterbeleid als het werkvolume.

Benchmark

Mensen zijn voortdurend op zoek naar vergelijkende informatie. Of het nu gaat over kleding, het uiterlijk, de auto of het huis. Vergelijken met anderen kan helpen om de eigen situatie scherp te krijgen maar laat ons eerlijk zijn, vaak vergelijken we appels met peren.

Uiteraard is het interessant om te weten hoe andere zorgorganisaties omgaan met hun personele middelen. Alleen stopt de vergelijking vaak bij het aantal bruto fulltime equivalenten en de zorgbehoevendheidsgraad. Het resultaat van zo’n benchmark is vooral: wij doen het met 20 fte en de benchmark doet het met 20,8 fte. En dan…

Door er automatisch van uit te gaan dat twee organisaties met eenzelfde aantal bruto fulltime equivalenten en zorgbehoevendheidsgraad dezelfde kwaliteitsvolle zorg bieden, begeeft men zich op drijfzand. Vergelijken kan pas als men dezelfde taal spreekt. Het belang van een juiste benchmark is dus essentieel.

Als het gaat over vergelijken van personeel en personeelsinzet, dient men eerst de samenstelling van het personeelskader in kaart te brengen. Een andere samenstelling betekent ook vaak andere mogelijkheden naar personeelsinzet.

  • Hoeveel bedraagt het percentage voltijdse, deeltijdse en halftijdse medewerkers?
  • Hoeveel bedraagt de netto factor? (zie ook ‘Het opvolgen van uw personeelskader? Essentieel voor een succesvol uurrooster!’)
  • Hoeveel medewerkers zijn er?
  • Wat is de gemiddelde leeftijd?
  • Welke kwalificaties hebben de medewerkers?
  • Welke competenties hebben de medewerkers?
  • Hoeveel bedraagt de gemiddelde afstand woon-werkverkeer?
  • Wat is de gezinssituaties van de medewerkers (alleenstaand, gescheiden, gehuwd, kinderen…)?
Ook de keuzes die men maakt in het roosterbeleid bepalen mee hoe men het personele kader kan inzetten.
  • Aantal te werken weekends per medewerker op jaarbasis
  • Aantal uren en medewerkers die men inzet tijdens de dag en nacht
  • Toepassing betaalde pauze
  • Soort toegepaste shiften
  • Verlofspreiding
  • Inzet van jobstudenten

Eenmaal men het personeelskader en roosterbeleid goed in kaart heeft gebracht, kan men het werkvolume analyseren. Pas dan kan men stellen of men meer of minder personeel heeft in verhouding tot andere organisaties met eenzelfde werkvolume.

Conclusie

Om zorgorganisaties en afdelingen correct met elkaar te vergelijken is een juiste en nauwkeurige analyse nodig en dit van zowel het werkvolume, het personeelskader als het roosterbeleid. Als een benchmark stopt bij het vergelijken van het aantal bruto fulltime equivalenten of zorgbehoevendheidsgraad heeft het iets treurig. Om elkaar te inspireren, dient men bovendien in dialoog te gaan en open vragen te stellen.

Tenslotte schuilt het geluk van een organisatie zich niet enkel in cijfers doch ook in de manier waarop men met elkaar omgaat.

Meer weten?

Neem dan vandaag nog contact op met Zorg ID. Wij helpen jou graag verder naar een succesvolle benchmark!

 

Grootschalige studie werkvolume zorg in woonzorgcentra

Omdat Zorg ID zich wil positioneren als netwerkorganisatie, organiseren we een grootschalige studie rond werkvolume zorg in woonzorgcentra. Interesse om deel te nemen? Klik dan door op onderstaande link voor meer informatie.

Tot binnenkort!

Deelname studie werkvolume zorg

De utopie van de alomvattende werkvolumetool

Tot op heden hanteren vele woonzorgcentra de zorgbehoevendheidsgraad als belangrijkste parameter om het werkvolume zorg in kaart te brengen en zichzelf te vergelijken met andere woonzorgcentra. Uit diverse onderzoeken is echter gebleken dat deze parameter onvoldoende nauwkeurig is om het werkvolume zorg te bepalen en zich correct te positioneren.

Subjectief    

Werkvolume en werkdruk – twee begrippen die men vaak door elkaar gebruikt en toch hand in hand gaan. Als het werkvolume stijgt, zal hoogstwaarschijnlijk ook de werkdruk stijgen.

Werkdruk kan gedefinieerd worden als de verhouding tussen de beschikbare tijd en de benodigde tijd. De component ‘benodigde tijd’ is de tijd die een persoon nodig heeft om een taak of takenpakket te voltooien. Het is echter mogelijk dat persoon X meer tijd nodig heeft om een taak te verrichten dan persoon Y. De benodigde tijd is dus niet voor iedereen gelijk, zij is persoonsgebonden. De ‘beschikbare tijd’ voor een taak of takenpakket is gebaseerd op vermoedens over de tijd waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze voldoende is om de taak of het takenpakket te voltooien. Dit houdt in dat de beschikbare tijd gebaseerd is op ervaringsgegevens en dat het als het ware een norm is waaraan moet worden voldaan. De beschikbare tijd kan men tevens definiëren als het werkvolume. De component beschikbare tijd oftewel werkvolume is hiermee ook een subjectief begrip.

Utopie

Zorg verlenen kan men beschouwen als een partnership tussen zorgvrager en -verlener. Een relatie waarbij verbondenheid, respect, communicatie, acceptatie en vertrouwen cruciaal staan. Zorg is geen product maar een dienst. Niemand maakt zorg, je kunt het niet op voorraad hebben en uitleveren. Een zorgvrager is geen inkopende en kiezende partij, maar kwetsbaar en afhankelijk.

Het volledig in kaart brengen van het werkvolume zorg is dus een utopie. Achter iedere zorgvraag staat immers een kwetsbaar en afhankelijk individu met een persoonlijke behoefte. Behoefte aan zorg, kan je dus onmogelijk uitdrukken in een sectorgemiddelde of aantal uren.

Het feit dat werkvolume zorg en werkdruk begrippen zijn die men niet exact kan meten, mag geen argument zijn voor zorgorganisaties om deze niet kaart te brengen en/of bespreekbaar te maken. Werkgevers hebben immers de verantwoordelijkheid om het werk zodanig te organiseren opdat de werknemers hun werkzaamheden goed en gezond, kunnen verrichten.

Elke zorgorganisatie streeft naar kwaliteitsvolle zorg rekening houdend met het financiële en personele kader. Een hoog kortdurend ziekteverzuim of een gevoel van een verhoogde werkdruk zijn indicatoren dat het personeelskader mogelijks onvoldoende is afgestemd op het werkvolume.

Objectiveren

Het deels objectiveren van het werkvolume kan dienen als basis om over de gevoelde werkdruk in dialoog te gaan. Het verschaft een organisatie inzicht maar is geenszins heiligmakend.

Om zich als zorgorganisatie correct te positioneren, dient men de verschillende factoren die het werkvolume beïnvloeden, zo nauwkeurig mogelijk in kaart te brengen. Een analyse van het uurrooster, leert ons vervolgens of men het juiste personeel op de juiste plaats en het juiste moment inzet.

Naast de subjectieve factor, hebben onderstaande vijf factoren tevens een belangrijke impact op het werkvolume zorg:

  • De bewonerspopulatie
  • De architectuur en infrastructuur
  • De middelen waarover men beschikt
  • De hoeveelheid aan taken die men toewijst aan de zorgmedewerkers
  • De manier waarop men de taken uitvoert

Bewonerspopulatie  

De bewonerspopulatie is één van de meest kritische factoren die het werkvolume beïnvloeden. Veelal gebruiken zorgorganisaties de zorgbehoevendheidsgraad als parameter om de bewonerspopulatie in kaart te brengen. Dit is de verhouding van het aantal bewoners met een D/B/C/Cd/Cc-profiel ten opzichte van het aantal aanwezige bewoners.

Een stijging van de zorgbehoevendheidsgraad kan een indicatie zijn voor een stijging van de personeelsbehoefte doch is onvoldoende nauwkeurig om een gefundeerde uitspraak te doen over het werkvolume. Twee zorgorganisaties met eenzelfde zorgbehoevendheidsgraad kunnen namelijk een geheel verschillende bewonerspopulatie huisvesten. Om een nog beter beeld te krijgen van het werkvolume, kijkt men idealiter tevens naar de verhouding van de verschillende Katz-scores ten aanzien van de aanwezige bewoners. Hoe meer C/Cd-profielen er aanwezig zijn, hoe meer fysieke zorgen.

Sub-scores  

Omdat ook de Katz-scores nog te weinig gedetailleerd zijn om het werkvolume zorg in kaart te brengen, brengt men idealiter ook de onderliggende sub-scores van de Katz-schaal in kaart. Twee bewoners met eenzelfde Katz-score kunnen door verschillende sub-scores een ander werkvolume genereren. De sub-scores omvatten de scores voor wassen, kleden, transfer en verplaatsing, toiletbezoek, continentie, eten, oriëntatie in tijd en ruimte. Elk van deze parameters kan men scoren van 1 (volledig onafhankelijk) tot 4 (volledig afhankelijk) en bepalen mee het werkvolume tijdens de verschillende piekmomenten van de dag. Hoe meer bewoners volledig afhankelijk zijn voor de verschillende parameters, hoe groter het werkvolume en hoe groter de personeelsbehoefte tijdens de ochtend, middag en/of avond.

Een wijziging van de sub-scores betekent niet noodzakelijk een verandering van de Katz-score doch wel een wijziging van het werkvolume. Het opvolgen van de sub-scores kan dus als basis dienen om het werkvolume zorg bespreekbaar te maken. Het opvolgen van de Katz-scores is vooral belangrijk vanuit financieel perspectief.

Verpleegkundige scores  

De sub-scores focussen zich vooral op de zorg maar brengen geenszins het verpleegkundig werkvolume in kaart. De meest voorkomende verpleegkundige handelingen in een woonzorgcentrum zijn het toedienen van geneesmiddelen en injecties, wondzorg en bloedafnames. Gezien vooral de frequentie van deze handelingen het verpleegkundig werkvolume bepalen, kan men volgende parameters in kaart brengen en opvolgen:

  • Aantal toedieningsmomenten van de geneesmiddelen
  • Aantal prestaties per type wonde (eenvoudige, complexe en specifieke)
  • Aantal injecties (subcutaan, intramusculair en intraveneus)
  • Aantal bloedafnames (arterieel, veneus of capillair)

Uiteraard zijn er nog tal van andere factoren die het werkvolume zorg beïnvloeden zoals het aantal huisartsbezoeken, het aantal beloproepen, het aantal overlijdens etc. Het kan echter niet de bedoeling zijn dat het werkvolume toeneemt door eindeloos te registreren rekening houdend met het feit dat men er nooit zal in slagen het werkvolume volledig in kaart te brengen. Objectiveer enkel die factoren die het werkvolume zorg sterk beïnvloeden en heb vooral aandacht voor actieve communicatie binnen het team. Want niet alles wat je kunt meten heeft waarde en de dingen die echt waarde hebben kun je meestal niet meten.

Takenpakket   

Organisaties met een quasi exact dezelfde bewonerspopulatie kunnen alsnog een verschillend werkvolume hebben door de hoeveelheid aan taken die men aan het zorgpersoneel toekent alsook door de manier waarop men deze taken organiseert. Naast het objectiveren van de bewonerspopulatie, is het in kaart brengen van het takenpakket dus noodzakelijk om zich te positioneren wat betreft het werkvolume.

Een goede organisatie van de zorg betekent dat men streeft naar eenvoudige zorgprocessen. Een chaotische ochtend- en avondzorg zorgt voor stress en komt niemand ten goede. ‘Lean’ heeft als primaire focus het elimineren en voorkomen van verspillingen in processen. Verspillingen zorgen voor oponthoud, heen en weer lopen en navragen met als gevolg een verhoogde werkdruk.

Maar, het spreekt voor zich dat je zelfs met de beste organisatie en planning soms in de problemen komt en de werkdruk door iedereen als hoog wordt ervaren. Dit zijn vaak dingen die je als leidinggevende niet in de hand hebt. Zaken zoals overlijden of een plotselinge achteruitgang van een bewoner kunnen het ideale ochtendritueel verstoren en kunnen dus zorgen voor stress en het verhogen van de werkdruk.

Architectuur en infrastructuur   

Tenslotte heeft ook de architectuur en infrastructuur van een zorgorganisatie een invloed op de efficiëntie van de zorgprocessen en bijgevolg het werkvolume voor de zorgverleners. Deze factor is een constante waardoor een éénmalige analyse volstaat. De vraag stelt zich echter in welke mate een organisatie bereid is om meer personele middelen in te zetten omwille van de architectuur of infrastructuur…

Conclusie

Gezien werkvolume deels subjectief is en vele factoren het werkvolume beïnvloeden, is het quasi onmogelijk om een volledig en correct beeld te krijgen van het werkvolume zorg. Dit mag echter geen reden zijn voor zorgorganisaties om het werkvolume zorg niet te objectiveren en op te volgen. Om werkdruk aan te pakken, dient elke zorgorganisatie waar mogelijk het werkvolume te objectiveren en bespreekbaar te maken.

Het inventariseren van de sub-scores en verpleegkundige scores alsook het in kaart brengen van het takenpakket maakt dat zorgorganisaties zich beter kunnen positioneren wat betreft het werkvolume zorg.

Het hanteren van zogenaamde werkvolumetools die bepalen hoeveel uur zorg men nodig heeft, zijn gevaarlijk omdat medewerkers hierdoor het gevoel zullen hebben niet begrepen te worden.

Studie 

Omdat Zorg ID zich wil positioneren als netwerkorganisatie, organiseren we een grootschalige studie rond werkvolume zorg in woonzorgcentra. Deze studie omvat een analyse van

  • de sub-scores per afdeling
  • de verpleegkundige scores per afdeling
  • het takenpakket van het zorgpersoneel – welke taken behoren doorgaans tot het takenpakket van het zorgpersoneel?
  • de organisatie van de mondelinge overdracht per afdeling – hoeveel tijd besteden organisaties gemiddeld per dag per bewoner aan mondelinge overdracht?

Door deelname zal u zich beter kunnen positioneren ten aanzien van andere woonzorgcentra. Bovendien stelt het u in staat om intern afdelingen te positioneren ten opzichte van elkaar wat betreft de bewonerspopulatie.

Voor de deelname en verwerking van de resultaten, vragen wij een beperkte bijdrage van 85€ per organisatie. Elke deelnemende organisatie ontvangt een beknopt individueel rapport per e-mail met resultaten per afdeling. Deze kan als basis dienen om het werkvolume in uw zorgorganisatie bespreekbaar te maken.

Een samenvattend rapport zal verschijnen op de website www.zorg-id.be vanaf 1 februari 2018. Hierdoor zal u zich kunnen positioneren ten aanzien van andere woonzorgcentra.

Interesse om deel te nemen? Stuur dan een e-mail naar info@zorg-id.be met uw gegevens en wij nemen binnen de 48 uur telefonisch contact met u op! Deelnemen kan tot en met 15 januari 2018.